Skip to main content


Onderzoek en publicaties

  • Tussen 2018 en 2022 heeft een drietal onderzoeken, waarvan twee op erkend wetenschappelijke wijze met behulp van een onafhankelijk onderzoeksbureau, plaatsgevonden onder cliënten van NVRT-therapeuten met zeer indrukwekkende verbetering van de klachten binnen slechts een tot enkele sessies. Hier is een aantal publicaties uit voortgekomen. Zie TIG 3-2020_Klooster_effect regressietherapie en TIG 1-23 – 09 – Wetenschap – Regressietherapie
  • Tussen 1990 en 1999 heeft de heer dr. Ronald van der Maesen diverse onderzoeken verricht onder cliënten van NVRT therapeuten. Dit heeft geleid tot universitaire promotie in 2006. Zie het uitgebreide verslag van deze onderzoeken hieronder.
  • Op internationaal vlak zijn er diverse onderzoeken gepubliceerd in het International Journal of Regression Therapy (IJRT). Hier vindt u de website van dit Journal, waar u de afzonderlijke nummers ook kunt downloaden.
  • Helemaal onderin deze pagina vindt u een lijst met onderzoek in nationale en internationale vakliteratuur die tussen 1987 en 2007 is verschenen.

Onderzoeken dr. van der Maesen

Van de universitair erkende Effectenonderzoeken door dr. Ronald van der Maesen, wordt hieronder een samenvatting gegeven. Door deze onderzoeken is de status van regressie- en reïncarnatietherapie wat betreft effectiviteit een evidence-based therapie. Net als hypnotherapie, waarin soms ook van regressietechnieken gebruik wordt gemaakt. Daarnaast is er nog het nodige onderzoek dat valt onder de status practice-based, wat wil zeggen, dat de meest effectieve behandeling door therapeut en cliënt samen meer wordt afgestemd. De resultaten daarvan worden dan teruggekoppeld naar de wetenschap.

Onder de samenvatting van het onderzoek door Dr. van der Maesen vindt u een lijst met publicaties over diverse onderzoeken in verband met regressie- en/of reïncarnatietherapie.

De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd door dr. Ronald van der Maesen:

  • Satisfactie-onderzoek
  • Gilles de la Tourette
  • Stemmenhoorders

Het satisfactie-onderzoek en het onderzoek naar stemmenhoorders hebben geleid tot universitaire erkenning middels promotie in het jaar 2006.

Het Satisfactie-onderzoek van de NVRT –  Samenvatting

In het begin van de jaren tachtig kwam de ontwikkeling van reïncarnatietherapie goed op gang door de start van een specifieke opleiding voor reïncarnatietherapeuten. Reïncarnatietherapie is een vorm van psychotherapie waarbij de tijdens het therapeutisch proces bij de cliënt opkomende herinneringen uit dit leven maar ook die uit zogeheten vorige levens serieus genomen worden als voor therapeutische bewerking geschikt materiaal.

Door de toen inmiddels vijf jaar oude beroepsvereniging van reïncarnatietherapeuten (NVRT) werd in november 1991 aan haar onderzoeksbureau opdracht gegeven onderzoek te doen naar de satisfactie over de therapie na beëindiging ervan.

In het kader van haar professionaliseringsbeleid wordt onderzoek door de NVRT beschouwd als een belangrijk instrument bij kwaliteitsverbetering. Ook draagt onderzoek bij tot grotere openheid en bekendheid en daarmee tot bredere maatschappelijke acceptatie.

Satisfactie wordt in dit onderzoek beschouwd als een mate van tevredenheid, met inbegrip van genoegdoening.

Deze genoegdoening is de uitkomst van de vergelijking van het therapieresultaat met de daarin gedane investering van tijd, geld en vooral verwachting. Een prominente plaats in de resultaatbeoordeling wordt dan ook ingenomen door het effect op de hulpvraag waarmee de cliënt zich voor therapie gemeld heeft.

Aan het onderzoek werkten 32 beroepsleden van de NVRT mee. Met hen was afgesproken dat van alle cliënten die zich in 1992 voor therapie zouden aanmelden een intakekaart met gegevens van deze cliënt, diens klacht of probleem en het therapieverloop zou worden ingevuld en naar het onderzoeksbureau gestuurd, uiteraard na verkregen toestemming van de betreffende cliënt. Aan 393 van 409 cliënten, van wie een intakekaart was ingestuurd, werd een vragenlijst (fase 1) verzonden.  In de begeleidende brief werd een vertrouwensgarantie gegeven.

Ruim 85% reageerde; deze groep kwam in aanmerking voor vragenlijst fase 2, die zes maanden na de response op de vragenlijst fase 1 werd verstuurd. Ook nu was de reactie groot (87%).

Satisfactiemeting heeft in dit onderzoek plaatsgevonden door:

  • 18 Stellingen op formulier fase 1, grotendeels overgenomen van een onder RIAGG-cliënten in 1991 gehouden onderzoek;
  • Vragen over het resultaat van de therapie in termen van de grootte van de probleemreductie, in beide vragenlijsten fase 1 en 2 gesteld;
  • Een door de cliënt toe te kennen waarderingscijfer aan de therapie, zes maanden na beëindiging ervan.

Op de probleemreductievraag in fase 2 werd door 253 van de 301 responderende cliënten een direct en daardoor vergelijkbaar antwoord gegeven.

Meer dan de helft van hen meldde geheel of grotendeels van hun problemen verlost te zijn (ruim zes maanden na beëindiging van de behandeling) en een kwart gaf op ‘enigszins verminderd’.

Het waarderingscijfer (schaal 0-10) kwam uit op 7,7 gemiddeld.

Genoemde resultaten werden bereikt in 6,2 sessies (gemiddeld), overeenkomend met 15 uur therapie en een behandelingsduur van 1½ maand.

Het therapieresultaat alsmede de voor psychotherapie relatief korte duur van de behandeling én de door cliënten aangegeven duurzaamheid van het effect verdienen aandacht van de gezondheidszorg en zijn hoopgevend voor hulpzoekenden.

Onderzoeksbureau NVRT:  Ronald van der Maesen.

Het verslag `Onderzoek naar het effect van en de cliëntensatisfactie over Reïncarnatietherapie` is, samen met de verslagen van drie andere effectonderzoeken, te vinden in het proefschrift van Dr. R. van der Maesen. Ook is het te vinden in het ‘Handboek Reïncarnatietherapie’ van dr. R. van der Maesen en drs. R. Bontenbal.

Reïncarnatietherapie voor stemmenhoorders:  effect- en procesonderzoek  – Samenvatting

In de jaren 1996 t/m 1999 is door Drs. R.van der Maesen (psycholoog) onder begeleiding van de Universiteit van Amsterdam in een promotie­onderzoek het effect van reïncarnatietherapie onderzocht bij een groep mensen die hinder hebben van stemmen zonder aanwijsbare bron.

Onder hen was een aantal ambulante psychiatrische patiënten; anderen hadden geen psychiatrische stoornis. In onderstaande samenvatting worden opzet, verloop en resultaten van het onderzoek weergegeven. Daaraan toegevoegd is een conclusie uit de recensie op het onderzoeksverslag, gepubliceerd in Klank­spiegel, een uitgave van de Stichting Weerklank, de belangenvereniging van stemmen­hoorders.

Voor een evaluatieonderzoek naar het effect en het proces van reïncarnatietherapie bij mensen die gehinderd worden door stemmen uit niet- waarneembare bron (auditieve ‘hallucinaties’). Via advertenties en een patiëntenbelangenvereniging werden stemmenhoorders opgeroepen om mee te doen.  Voor dit onderzoek, een promotieonderzoek begeleid door de Vakgroep Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, meldden zich 57 stemmenhoorders.  Van hen voldeden 54 aan de insluitingcriteria, die geënt waren op auditieve hallucinaties in schizofrenie volgens de Diagnostic and Statistical Manual, de DSM-IV.

Deze criteria zijn gekozen om mensen aan te trekken die al geruime tijd gehinderd werden door stemmen en daarvan verlost wilden worden. De aanmelding voor dit onderzoek is bovendien een indicatie dat zij onvoldoende baat hebben bij bestaande behandelmethoden.

Van de 57 respondenten meldden 38 een lopende behandeling bij een psychiater of psychiatrische kliniek en 8 bij de RIAGG. In 32 gevallen was er sprake van een medicamenteuze behandeling, voornamelijk met antipsychotica. Naast vragenlijsten voor het verzamelen van demografi­sche gegevens en gegevens over de mate van ernst van de problematiek van het horen van stemmen, vulden de respondenten de algemene klachten­lijst SCL-90 in, en ondertekenden zij een akkoordverklaring (informed consent) met de inhoud van het onderzoeksprotocol.

Voor de behandeling van de stemmenhoorders hadden zich 60 leden van de Nederlandse Vereniging van Reïncarnatietherapeuten (NVRT), de sponsor van dit onderzoek, beschikbaar gesteld. Zij waren bereid een gratis intake-interview af te nemen en maximaal 12 sessies van 2 tot 2½ uur te doen tegen een sterk gereduceerd honorarium.

De 54 stemmenhoorders die voor therapie in aanmerking kwamen, werden gerandomiseerd toegewezen aan een van de twee condities in het onderzoek. Een groep, de experimentele groep, kreeg therapie aangeboden in de periode september 1996 tot januari 1997. De andere groep, de controlegroep, kwam op een wachtlijst, met een toezegging van therapie in de periode februari 1997 tot juli 1997.

Van de 27 cliënten in de experimentele groep hebben drie cliënten zich niet voor therapie gemeld wegens een heropname in een psychiatrisch kliniek en konden twee cliënten naar het oordeel van de therapeut zonder psychiatrisch vangnet niet in behandeling worden genomen.Een andere cliënt trok zich terug wegens gebrek aan vertrouwen in psychotherapie.

Van de 21 resterende cliënten in de experimentele groep hebben 7 cliënten de therapie na een of enkele sessies afgebroken, in 2 gevallen op initiatief van de behandelaar. De overige 14 cliënten hebben de therapie overeenkomstig het protocol afgerond. Vijf van hen hebben twee tot acht vervolgsessies gedaan.

In de wachtlijstperiode werd ook de controlegroep uitgedund. Een cliënt overleed na een heropname in een psychiatrische kliniek. Zes anderen trokken zich terug om diverse redenen, onder andere financiële redenen.

Het effect van reïncarnatietherapie is onderzocht in een uitkomstonderzoek. In dit onderzoek is gekeken naar de statistische en naar de klinische significantie van de resultaten. De statistische significantie werd onderzocht met behulp van de algemene klachtenlijst SCL-90, die door alle respondenten in de voormeting was ingevuld,  en voor de tweede maal aan zowel de behandelde cliënten in de experimentele groep als aan de cliënten in de controlegroep werd voorgelegd. Met behulp van een variatieanalyse werd een statistisch significant verschil (p =.005) en dus een verbetering in algemene klachten ten gunste van de experimentele groep vastgesteld.

Na deze meting hebben 20 cliënten uit de controlegroep zich gemeld voor therapie. Twee van hen konden niet in behandeling worden genomen zonder een psychiatrisch vangnet; een derde cliënt trok zich terug. Vier cliënten hebben de therapie voortijdig beëindigd en dertien hebben de therapie afgerond.

Drie cliënten uit de controlegroep hebben 2 tot 5 vervolgsessies gedaan. Voor de bepaling van de klinische betekenis (significantie) van de therapie voor 27 cliënten uit de beide groepen die de therapie hebben afgerond werd, naast de klachtenlijst SCL-90, gebruik gemaakt van andere, voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijsten. Een van deze vragenlijsten had betrekking op cliënts oordeel over de therapie en de eventuele wijziging van het probleem stemmenhoren. Een andere vragenlijst ging over de mate van satisfactie van de cliënt over de behandeling en het therapieresultaat. Aan een externe beoordelaar, een psychiater, verbonden aan de RIAGG, was gevraagd zich een oordeel te vormen over het therapieresultaat door het afnemen van posttherapeutische interviews.

De SCL-90 is zes maanden na de afronding van de behandeling aan alle cliënten voorgelegd: 14 van de 27 behandelde stemmenhoorders scoorden een significante verbetering. Er was sprake van ‘significant’ als de individuele scores in voor- en nameting een positief verschil vertoonden van één standaarddeviatie van de gehele groep. Uitgaande van de normscores voor psychiatrische patiënten en voor ‘normalen’ op de SCL-90 zijn elf cliënten in hun klachtenscores ‘verschoven’ uit de range van psychiatrische patiënten in de range van normalen.

Op de vragenlijst ‘Oordeel van cliënt over het therapieresultaat, zes maanden na therapiebeëindiging’, gaf 52% aan baat gehad te hebben bij de therapie ter zake van de hinder van de stemmen. Vier van hen waren sinds de therapie geheel stemmenvrij. Voor 78% had de therapie nog een andere, positieve betekenis. Het gemiddelde waarderingscijfer voor de kwaliteit van reïncarnatietherapie kwam uit op 7,8.

Van de 21 cliënten die op de desbetreffende vraag een antwoord gaven, konden 20 de therapie aanbevelen voor stemmenhoorders. In 25 posttherapeutische interviews die door de externe beoordelaar zes maanden na therapiebeëindiging zijn afgenomen, heeft deze zich een oordeel kunnen vormen over de diagnoses en over het therapieresultaat.

Als ‘geschatte’ diagnose meldde de externe beoordelaar bij 10 cliënten schizofrenie en bij nog eens 10 een andere psychiatrische stoornis.

Als therapieresultaat werd gemeld:

  • Bij 6 deelnemers stemmen verdwenen of sterk gereduceerd in aantal,
  • 8 Deelnemers gaan er beter mee om en 11 deelnemers hebben ter zake van stemmenhoren geen verbetering.
  • In telefonische interviews met 25 cliënten door dezelfde beoordelaar, één tot anderhalf jaar na het eerste interview, bleken de stemmen bij één stemmenvrije cliënt weer teruggekomen, na een afwezigheid van zes maanden.
  • Bij de overige cliënten hebben zich ter zake van de stemmen geen bijzondere wijzigingen voorgedaan.

In het procesonderzoek is een poging gedaan om inzicht te krijgen in de factoren die het resultaat hebben beïnvloed of bewerkstelligd.

Een bijdrage daartoe is geleverd door de behandelende therapeuten en door vier externe beoordelaars, twee psychiaters en twee psychologen.

Door hen is geopperd dat de meerwaarde van reïncarnatietherapie ten opzichte van bestaande, reguliere vormen van psychotherapie, moet worden gezocht in de overeenkomsten in opvatting over metafysische verschijnselen bij een deel van de stemmenhoorders, met die van reïncarnatietherapeuten, die werken aan de hand van op die opvatting afgestemde modellen.

Ook de behandeling van en omgang met zogenoemde vorige-levens-herinneringen, voor zover afkomstig van cliënten en door hen gepresenteerd als reële ervaringen, lijkt een specifieke factor in reïncarnatietherapie. Omdat vorige-levens-herinneringen in hetgeen bekend is over het menselijk geheugen een niet-erkend fenomeen is, wordt aanbevolen het nog onontgonnen gebied van de ‘impliciete herinneringen’ en het ‘impliciete geheugen’ diepgaand te onderzoeken.

Een eerste stap daartoe zou zijn het verleggen van het onderzoeksterrein naar een vroeg stadium van de zwangerschap om meer inzicht te krijgen in de veronderstelde onverbreekbare relatie tussen geheugen en hersenen. Tenslotte wordt ook aan de sessieduur, 2 tot 2½ uur per sessie, klinische relevantie toegedicht.

Het derde deel van het onderzoek betrof een fenomenologische studie van het verschijnsel stemmen. Er is geen twijfel over de ernst van de problematiek van het horen van stemmen, die bedreigend, angstaanjagend en beschuldigend zijn, vaak opdrachten geven en soms aanzetten tot automutilatief (zelfbeschadiging) en suïcidaal gedrag. Er blijkt ook bij een deel van de stemmenhoorders een gehechtheid aan de stemmen te ontstaan, leidend tot een groeiende afhankelijkheid.

Naast de waarde van het aanleren van copingstrategieën zou therapie zich kunnen richten op existentiële aspecten van de stemmen, zoals de vraag waarom en onder welke omstandigheden de verbinding met de stemmen is aangegaan, en wat ertoe bijdraagt dat deze verbinding in stand blijft en zo moeilijk te verbreken is.

Het onderzoeksverslag is, tezamen met verslagen van drie andere effectonderzoeken, te vinden in het proefschrift van Dr. R. van der Maesen.  Ook is het te vinden in het ‘Handboek Reïncarnatietherapie’ van dr. R. van der Maesen en drs. R. Bontenbal.

  • Albertson et al. (1988) Post Traumatic Stress Disorders of Vietnam Veterans: A Proposal for Research and Therapeutic Healing Utilizing Depossession. In Journal of Regression Therapy, Vol III, No 1.
  • Bolduc, Henry L. (1989) Regression to Childhood: Inductions and Transformations. Journal of Regression Therapy, Vol. IV, No 1.
  • Cladder, Johannes M (1983) Drie jaar ervaring met reïncarnatietherapie. In: Tijdschrift voor psychotherapie, 4, blz. 172-181. [Effectenonderzoek onder cliënten met fobieën] *
  • Dam, Hans ten. (2013) Catharsis, Integratie en Transformatie. Handboek Transpersoonlijke Regressietherapie. Ommen, Tasso Uitgeverij
  • Damasio, A.R. De vergissing van Descartes. Gevoel, verstand en het menselijk brein. Amsterdam, Wereldbibliotheek
  • Denning, Hazel, (1987) Restoration of Health through Hypnosis. In: Journal of Regression Therapy, Vol. II, No. 1, blz. 254.
  • Findeisen, Barbara (1988) Rescripting in Pre- and Perinatal and Early Childhood Regression Work. Journal of Regression Therapy, Vol. III, No. 1
  • Lommel P. van (2007). Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op bijna-doodervaring. Kampen, Ten Have.
  • Lucas, Winafred Blake et al. (1992). Regression Therapy, A Handbook for Professionals. Vol. I & II. Kill Devil Hills, Book Solid Press.
  • Maesen, Ronald van der (1994). Satisfactieonderzoek bij cliënten reïncarnatietherapie. in: Van der Maesen R. en Bontenbal. R. (2002) Handboek reïncarnatietherapie. Leusden, De Tijdstroom.*
  • Maesen, Ronald van der (1995). Reïncarnatietherapie bij patiënten met het syndroom Gilles de la Tourette. Universiteit van Amsterdam, vakgroep Klinische Psychologie. Ook in: Van der Maesen R. en Bontenbal. R. (2002) Handboek reïncarnatietherapie. Leusden, De Tijdstroom.*
  • Maesen, Ronald van der (1999). Reïncarnatieonderzoek voor stemmenhoorders. Promotieonderzoek Vakgroep Klinische Psychologie, Universiteit van Amsterdam.*
  • Maesen, R. van der (2006) Onderzoek naar het effect van en de cliëntsatisfactie over reïncarnatietherapie. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.*
  • Modi, M.D., Shakantula (1997) Remarkable Healings: A psychiatrist discovers unsuspected roots of mental and physical illness. Charlottesville VA, Hampton Roads.*
  • Moody, Raymond A. (1990) Coming Back: A Psychiatrist Explores Past-Life Journeys. New York, Ballantine Books
  • Penning. E. (1990) De wind is onzichtbaar. In de greep van innerlijke stemmen. Ede/Antwerpen, Zomer en Keuning.
  • Wapenaar, G.W. (1999) Reïncarnatietherapie bij stemmenhoorders. In: Gezelschap voor Parapsychiatrie(red.) Ontgrenzing in de Psychiatrie (blz. 37-43). Rosmalen: Studiedag Gezelschap voor Parapsychiatrie.


Onderzoek en publicaties over ervaringen in de baarmoeder

  • Austermann, R. en B. (2008) Het drama in de moederschoot. De verloren tweelinghelft. Eeserveen, Akasha.
  • Bauer J. (2002) Das Gedächtnis des Körpers. Frankfurt/M, Eichborn Verlag
  • Grof S. en A Bancman (1990). Op de drempel van het leven. Herbeleving van de geboorte als weg naar geestelijke groei. Utrecht, Kosmos.
  • Janov, A. (2011/2012) Vorgeburtliches Bewusstsein. Das geheime Drehbuch, das unser Leben bestimmt. Berlijn, Scorpio
  • Janus, L. (2013) Die pränatale Dimension in der Psychotherapie. Heidelberg, Mates Verlag
  • Hochauf, R. (2008) Zur Spezifik pränataler Traumatisierungen. In: International Journal for Prenatal and Perinatal Psychology and Medicine Vol. 20 p. 269-282.
  • Huiyink, A.C. (2000) Prenatal stress and its effect on infant development. Proefschrift Universiteit Utrecht.
  • Chamberlain, David. Babies Remember Birth. Los Angeles, CAL
  • Jeremy P. Tarcher, Inc., (1986) Cheek, David.” Techniques for Eliciting Information Concerning Fetal Experience.” Paper presented at the meeting of the Society for Clinical and Experimental Hypnosis, Los Angeles
  • Gabriel, Michael and Marie Gabriel (1992) Voices from the Womb. Lower Lake, CA: Aslan Publishing,
  • Givens, Alice, “The Alice Givens Approach to Prenatal and Birth Therapy.” The Journal of Pre- and Perinatal Psychology, Vol. 1 No.3.
  • Rank, Otto (1952) The Trauma of Birth. New York, Robert Brunner Publishers
  • Riley, Clara (1986) The Emotional en Psychological Effects of Prenatal Physical Trauma. In: The Journal of Pre- and Perinatal Psychology, Vol. 1, No. 1.

© 1993-2023 Nederlandse Vereniging van Reïncarnatietherapeuten