Wat is eigenlijk ons geweten? Volgen we het gewone spraakgebruik, dan is het een instantie in ons die iets weet. Maar kennelijk is dat wetende niet gelijk aan ons bewuste weten, of gaat het daaraan voorbij.

Het geweten “weet” iets, dat ons bewustzijn niet weet, of vergeten is. Maar wat? Hoe zit dat, bijvoorbeeld met kinderen die ineens weigeren om vlees te eten? En is dat geweten dan iets persoonlijks, of juist helemaal niet? Qua spraakgebruik bedoelen we met het woord ‘geweten’ vaak iets individueels, waardoor we een zogenaamd ‘gewetensbesluit’ (zonder gewetensproblemen) bij de ander kunnen laten. ‘Gewetensbezwaarden’ bijvoorbeeld weigeren krijgsdienst, omdat ze dat niet in overeenstemming kunnen brengen met hun eigen, individuele geweten. Klokkenluiders hebben een geweten, dat maakt dat ze een misstand willen melden, enzovoort.

Maar het is de vraag of dat ‘iets’ is dat puur henzelf betreft: klokkenluiders en gewetensbezwaarden stellen zich immers in dienst van het grotere. Van een eerlijke werkomgeving bijvoorbeeld of van de natuur. Om het in de woorden van Bert Hellinger te zeggen: het is nooit een persoonlijk iets, er is altijd een ander veld bij betrokken. Waar die verbindingen verbroken zijn, brengen opstellingen en regressies dat grotere aan het licht, en proberen de verbindingen daarmee weer te herstellen. Op dat moment krijgt de cliënt een diep inzicht, dat meestal direct doortrekt naar het emotionele en vaak ook naar je lichaam. Ziektes, depressies, schuld- en schaamtegevoelens kunnen dan worden opgelost, teruggebracht naar hun oorsprong: daarheen waar ze kunnen worden verwerkt, waar de dominostenen weer de andere kant op rollen. Er worden verbindingen hersteld, soms zelfs met ‘velden’ die je al lang vergeten was. Dat is, wat Hellinger en Ruppert het ‘weten van de ziel’ noemen, het contact met een diepere laag eigenlijk, waarmee we de verbindingen ooit kwijt waren geraakt. Het is een diep emotionele en helende ervaring voor de cliënt, die we in regressietherapie ‘catharsis’ noemen: een Grieks woord dat reiniging betekent, maar ook een diep doorvoeld inzicht behelst. Ook dromen geven ons vaak vingerwijzingen, om die verbindingen weer te herstellen.

C.G. Jung geeft in zijn memoires – prachtig vertaald door Pety de Vries-Ek – een voorbeeld van hoe contact met dat afgesplitste geweten iemand direct van een neurose genas. De founding father van de psychiatrie vroeg aan een jonge neurotische patiënt, waar hij toch het geld vandaan haalde om ieder jaar naar Sankt Moritz te gaan om uitgebreid te kuren en bij te komen van zijn (drukke) verplichtingen? Het blijkt, dat een arm leraresje verliefd op hem is en zich het brood uit de mond spaart om zijn reisjes te bekostigen. Jung draagt de jongeman dan op om deze vrouw, van wie de jongeman helemaal niet houdt, álles tot de laatste cent terug te betalen. Als bij toverslag verdwijnt daarna ook diens neurose.

Dit is maar één voorbeeld uit zeer vele – ook uit ónze praktijken – maar de strekking is duidelijk: herstel met het grotere veld, en waarom je als therapeut eigenlijk altijd vragen moet stellen die de héle mens betreffen en niet alleen zijn symptoom. Zo gezien, zijn er waarschijnlijk geen mensen die zogenaamd gewetenloos zijn. Maar velen van ons zijn daarvan losgeraakt, om redenen, die je als therapeut moet onderzoeken. Loyaliteiten kunnen binnen één persoon met elkaar in conflict raken. De onbewuste innerlijke beslissing van een kind om de last van een ouder te dragen, kan letterlijk ziekmakend zijn.

Ook opstellingstherapeut Franz Ruppert kent die ervaring. Ons geweten heeft te maken met wat hij noemt ‘bindingssystemen van de ziel.’ Onze tragiek is soms, dat de kleinere bindingssystemen, bijvoorbeeld die van de familie of van de ziel, vóór de grotere gaan. Zo lijkt dat voor het kleine geweten dat naar voren komt uit de notulen van onze Ministerraad uit 2019, de belangen van tegen de wet handelende ambtenaren zwaarder wegen dan de belangen van duizenden ouders die de dupe werden van de toeslagenaffaire. Maar voor de toekomst van het land én de Ministerraad, is het herstel van het grotere geweten cruciaal.

Ook diep zittende, onbestemde schuldgevoelens zijn vaak het gevolg van gebeurtenissen uit het verleden en moeten dan ook worden terug gevolgd. Terug naar de precieze tijd, waarin ze zijn afgesplitst en losgeraakt van hun oorsprong. Dat kan lang geleden zijn. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit een familielijn, waarin mishandeling of sexueel misbruik van de ene op de andere generatie werd doorgegeven. Dit alles volgens het mechanisme, waarmee een kind intuïtief merkt of het goed of slecht met de moeder gaat: en zich afhankelijk daarvan zélf ook goed of slecht voelt. Overdracht van gevoelens lijkt zo op wat er gebeurt, als je een luchtbel onder een tapijt met je voet naar beneden drukt: die komt ergens anders in het tapijt weer naar boven. Het afgesplitste schuldgevoel van een dader blijft aanwezig in het systeem, en een ‘gewetensvol’ persoon in dat systeem, blijkt dit dan bij zich te dragen.

Wie daarom meent dat daders geen geweten hebben vergist zich: het geweten is er wel, maar afgesplitst. Dat is de reden waarom regressietherapeuten rekening houden met dadertrauma’s. Slachtoffers dragen vaak het afgesplitste schuldgevoel van de dader, daarom hebben die vaak het gevoel dat zij verkeerd zijn. Je ziet dat vaak bij verkrachtingsslachtoffers, maar ook als gevolg van familieruzies, moord, doden door oorlog, dwanghandelingen als gevolg van doodsangsten en thema’s van wraak en vergelding. Slachtoffers van incest of in hun jeugd misbruikte mannen hebben soms de neiging om ditzelfde weer andere kinderen aan te doen. We noemen dit ook wel her-enscenering van het trauma. Een herhalingsdwang, die ook aan Freud goed bekend was.

in regressie werken we daarom niet alleen het emotionele stuk door, maar werken we ook met de aanwezigheid van de dader én diens afgesplitste geweten in de ziel van het slachtoffer. Daarbij zijn de meeste daders zelf ooit slachtoffer geweest. In de trance die we in regressie gebruiken, is het mogelijk om dat spoor terug te volgen naar de oorsprong en het weer daar te brengen, waar het alsnog kan worden verwerkt. Ook een plotseling of onverwerkt sterven, een verzwegen of buitengesloten persoon kunnen nog lang doorwerken in de ziel van het ‘systeem.’ Juist als er niet over mocht worden gepraat.

Terug naar het geweten en de criteria die we in ons vak hanteren, om te streven naar psychische gezondheid. We hebben het dan over herstel van verbroken verbindingen: verbindingen met jezelf – inclusief onze verschillende stemmen of deelpersonen), met anderen, de materie, de cultuur en de natuur. Wie daarmee stromende verbindingen heeft, zal ook meer heel zijn. En zal de verwarringen, die voort kunnen komen uit de verschillende bindingssystemen van de ziel beter met elkaar kunnen afstemmen. We hoeven dan nog geen pasklaar antwoord te hebben op alles. Maar zonder verbinding met een groter iets, geen persoonlijk geweten. En geen heel mens. Nu die ministers nog,,,